Enkele weken geleden raakte mijn dochtertje van 11 erg overprikkeld. Haar gemoedstoestand veranderde in werkelijk een milliseconde tijd van vrolijk en betrokken bij het gebeuren, naar wat ik noem een ‘koppig-nee-peuterfase-gedrag’. Je (her)kent het vast wel: de fase waarin een peuter in een koppige bui enkel nog ‘nee’ zegt terwijl het intussen al meer dan 600 andere woorden kent. De situatie was vervelend te noemen, vooral omdat wij op dat moment niet thuis waren en anderen getuige waren van een knap 11-jarig kind dat zich heel plots als een peuter opstelde en ‘nee’ het enige was dat ze nog mee te delen had. Ik merkte dat ikzelf ook een redelijk hoog niveau van overprikkeling bereikt had, laten we zeggen dat – op een kleurenschaal van groen naar rood – ik in het midden van oranje zat. Dat is een niveau waarop ik nog in staat ben te denken (in het rood zijn alle logische functies uitgeschakeld). En volgende gedachten schoten door mijn hoofd:
1. ‘Alleen Laura is nu belangrijk. Kijk en luister naar haar en trek je even niets aan over wat anderen hier aanwezig zouden kunnen vinden van de situatie.’ Ik keek naar Laura, en ik herkende een overprikkeld kind. 2. ‘Die kleine is overprikkeld. Wat heeft haar overprikkeld?’ Ik voelde dat ik zelf ook moeite had, met name met de temperatuur en de vochtigheidsgraad op de plaats waar we waren. Auditief kon de akoestiek van het lokaal ook overprikkelend werken. 3. ‘Ik voel duidelijk wat mij “in het oranje” brengt, maar ik weet niet of dit voor haar ook zo is. Geen flauw idee wat ik hiermee moet en madam zegt alleen maar “nee”, zij is niet meer in staat aan te geven wat ze nodig heeft… ze zit waarschijnlijk al in het begin - denk ik - van haar “rode zone”.’ En toen schoot door me heen: 4. ‘Naar buiten! Even weg uit de situatie. Ik wil geen Laura in een “vergevorderd rood stadium”. Ik besefte dat de vraag wat haar overprikkeld had niet meer aan de orde was, dat was niet meer belangrijk op dit moment. Wat op dit moment wél belangrijk was, was de vraag wat heeft ze nodig. En het eerste wat volgens mij nodig was om te doen, was haar uit de overprikkelende situatie halen naar buiten toe. Dus ik nam haar mee het lokaal uit. En daar gebeurde het. Wat ik normaal altijd doe is… praten. Samen proberen uit te zoeken waar het probleem zit, want dan kan je de problematische factor aanpakken en het probleem oplossen. Klaar, en iedereen terug blij en tevreden. Ik realiseerde mij dat mijn logische brein zo werkt. Dat dàt is waar ik behoefte aan heb op dergelijke momenten. Maar dat is niet per se zo voor iemand anders. Ik realiseerde me ook dat ik zelf nog “in het oranje” zat en daarom nog kon denken en praten en zoeken naar oplossingen. Maar Laura zat al “in het rood”. Het feit dat er alleen maar “nee” en “ik wil gewoon niet” en nog meer “nee” uit kwam, gaf aan dat dit (anders zo verbale) kind niet meer in staat was te praten en oplossingen te zoeken of te verwoorden wat ze nodig had op dit moment. En wat ik nu ging doen was… kei-eng!! Het was nieuw, ik wist niet of het ging werken, en het is zo “niet mij”. Het “paste” precies niet erg goed bij mij en week volledig af van wat ik anders altijd doe. Ik zweeg. Degenen die mij kennen wéten dat dit alleen al een enorme inspanning van mij vraagt :-) En… ik pakte mijn dochter “gewoon” vast (zo zeggen ze dat). Het leek op een knuffel, denk ik. We stonden daar zo even. Zonder iets te zeggen. Ik zweeg (echt waar). En Lauratje huilde. En daarna gingen we weer naar binnen. We lieten haar gewoon gerust, en een uur later konden we naar huis. Terwijl ik hier zo over schrijf, denk ik ook terug aan gisteren. Gisterenavond voelde ze zich een beetje verdrietig, en ze vroeg me: ‘Mag ik een knuffel?’ ‘Tuurlijk!’ zei ik en ik kan het niet goed beschrijven maar tegelijkertijd dacht ik ‘oh nee, help!’. Het voelde alweer zo raar! Ik wilde haar écht wel een knuffel geven, maar ik was zo bang, merkte ik. Bang om iets “mis” te doen. Ik geloof dat het echt mogelijk is om een “foute knuffel” te geven. Noem het “knuffel-faalangst”. Ik zei gisteren tegen haar: ‘Mama is geen grote knuffelkampioen… Sorry daarvoor, mijn lieve schat. Ik ben geen knuffelkampioen, maar jij mag mij altijd om een knuffel vragen! En ik zal jou die altijd geven!’ En toch, bedenk ik me, kan ik soms wél zonder moeite knuffels geven. Als ik nadenk over wanneer een knuffel wel of niet moeilijk is, dan merk ik dat ik “vreugde-knuffels” makkelijker vind dan “verdriet-knuffels”. Misschien kan je dan minder “fout” doen? Of misschien komt het doordat ik mijn eigen gevoel projecteer op anderen? Wanneer ik me heel blij voel, kan ik soms zelfs heel plots tegen iemand zeggen: “Mag ik u ne knuffel geven…” En soms, wanneer ik een beetje down ben, kan ik diezelfde vraag stellen. En knuffelen vind ik dan niet zo heel moeilijk. Maar wanneer ik me echt verdrietig voel, dan moet iedereen absoluut van me afblijven. Ik verdraag dan zelfs geen hand op die van mij en soms zelfs geen blik in mijn richting. Misschien ben ik daarom bang om iemand een knuffel te geven die verdrietig is. Ik word bang om iets te doen wat de ander misschien helemaal niet leuk vindt… om iets fout te doen. Al dit schrijven en denken brengt mij op 2 conclusies:
Een heel mooi voorbeeld van een man die erg veel moeite doet om naar mensen met autisme te luisteren door aandachtig naar hen te kijken, is dokter Barry Prizant. Zijn boek “Gewoon uniek” vind ik persoonlijk een echte aanrader. Het is erg toegankelijk geschreven en makkelijk leesbaar. De manier waarop Barry kijkt naar en schrijft over mensen met autisme is voor zowel hen als voor hun ouders een hart onder de riem! Voor professionelen is zijn visie en manier van werken een mooie en waardevolle inspiratie. Een link naar meer info over dit boek vind je rechts van deze blog. Wist je dat Assodem een workshop organiseert over hoe je kan luisteren naar mensen met autisme en hoe je hen beter kan helpen om duidelijk met jou te communiceren? Meer info over deze workshopreeks van drie avonden vind je hier: http://assodem.fikket.com/event/glasshelder-communiceren-met-mensen-met-ass Ik hoop dat mijn zaterdagochtendschrijfsel en deze inkijk in mijn autistisch bedraad hoofd van betekenis mocht zijn voor jou. Nu ga ik Eline (8) even helpen. Ze vroeg of ik “samen met haar haar bureautje eens kan bekijken”. Lees: help je me met mijn bureau opnieuw wat op te ruimen, want ik heb er nog eens een boeltje van gemaakt en ben het overzicht kwijt. Nee, mama is geen knuffelkampioen, maar wel een heel goede opruimkampioen! Gelukkig komt dat hier ook al eens goed van pas :-) Knuffel ;-) Miriam
2 Comments
|
leestips:Archieven
Maart 2020
Categorieën
|